Een historische investering in de kinderopvang is de kern van de nieuwe Vlaamse begroting. Toch moet het échte werk nog komen, en wel op drie vlakken.
Het is hét paradepaardje van het begrotingsakkoord. De Vlaamse regering trekt het budget voor de kinderopvang fors op. Woorden als “historisch” vallen. En terecht. De Vlaamse overheid pompt voortaan jaarlijks liefst 270 miljoen euro méér in het ondersteunen van crèches. Daarmee loopt het jaarlijkse budget op tot 1,1 miljard. Ter vergelijking: in het begin van de legislatuur was dat nog 392 miljoen. De oppositie had zelf een gelijkaardige investering voorgesteld.
Er is een tweede reden waarom de Vlaamse regering niet de meest visionaire oefening ooit achter de rug heeft. Een zak geld aankondigen is heel plezierig voor politici, zeker op een jaar voor de verkiezing. Iets lastiger om uit te leggen is waar ze dat geld vandaan hebben gehaald. Het kan ook als een boemerang in het gezicht terugkeren.
De rest van de nieuwe investeringen wordt vooral gefinancierd door de potjes die nog gevuld zijn, zo helemaal op het eind van de legislatuur. Structureel is de financiering dus niet. Een maatregel als het duurder maken van dienstencheques, waarvoor een consument amper 7,2 euro per uur voor betaalt, haalde het niet. Te gevoelig, zo vlak voor de verkiezingen. Ook andere gevoelige debatten, zoals de financiering van de geloofsgemeenschappen, sneed de regering-Jambon niet aan.