‘Solliciteer je voor vrijwilligerswerk, dan kun je niet eens een geboortedatum vóór 1952 ingeven’, klinkt het.
Naar aanleiding van de tachtigste verjaardag van Joe Biden wordt druk gespeculeerd over de vraag of iemand van die leeftijd nog zo’n verantwoordelijke functie aankan. Zijn ervaring en kennis zijn wel nog altijd even waardevol, maar hij ziet er wat fragieler uit en dat komt niet meteen dynamisch en vertrouwenswekkend over. Die perceptie speelt niet alleen de Amerikaanse president parten.
Nochtans berichten de kranten geregeld over ouderen die jaren na hun pensioen naar de arbeidsmarkt zijn teruggekeerd. Zo zijn er nu zeventigers die weer voor de klas staan om het nijpende lerarentekort te helpen opvangen. Door al die euforische verhalen zou je haast gaan geloven dat bedrijven en andere organisaties staan aan te schuiven om al die ervaring te mogen benutten. Niets is minder waar.
Hetzelfde geldt voor vrijwilligerswerk. Meteen na hun pensioen worden zestigers die zich als vrijwilliger aanmelden bij gemeentebesturen, in scholen, bij culturele instellingen en bij sociale vzw’s doorgaans met open armen ontvangen. Maar eens ze de zeventig voorbij zijn, vermindert dat enthousiasme zienderogen. Dat vertelt ook oud-verpleegkundige Nadia Vereecke in de documentairedie op dit moment op verschillende plaatsen in Vlaanderen wordt vertoond.
Gelukkig zijn niet alle verenigingen en bedrijven in dat bedje ziek. Sommige willen zelfs dolgraag oudere medewerkers inzetten. Dat geldt vooral voor woonzorgcentra, die het zonder hun vrijwilligers amper zouden kunnen bolwerken. Als geen ander zien zij de meerwaarde van gepensioneerde medewerkers in. Ook als die eigenlijk zelf al de leeftijd hebben om er in te trekken. Alleen vinden veel mensen vrijwilligerswerk in een woonzorgcentrum maar niets.